Ik voelde het langzaam optrekken. Vanuit het niets was het in mijn nek. Bij mijn oren. Heeft iemand de verwarming hoger gezet? Ik probeerde rustig te blijven, maar het was al te laat. Het zat al op mijn gezicht.

Jeetje wat is het warm.
En nu maar hopen dat niemand het ziet.
Ha! Dat had je gedacht, IEDEREEN ziet het!
Shit.

‘Hé klaproosje, gaat het?’
Ik stond achter de bar en keek op naar mijn collega en vriendin die me grijnzend aankeek. Zij zag het ook. Ik keek haar schaapachtig aan. Het was weer zover. Klaproosje kwam tot bloei. Om het minste of geringste kroop de rode kleur uit mijn nek omhoog. Meestal als er mannen in de buurt waren. Nog specifieker, mannen waar ik op dat moment een oogje op had. Oh jeetje, dat klinkt fout. Enkelvoud is beter. Een man waar ik een oogje op had. Die hoefde maar naar me te kijken of het rood floreerde. Hoe harder ik probeerde om het tegen te gaan, hoe roder ik werd.

“Ja, het gaat wel,” mompelde ik terwijl ik me op het koffiezetapparaat stortte om onzichtbare vlekken weg te poetsen. Mijn vriendin, die al zo veel levensjaren en wijsheid verder was dan ik, ze had mijn moeder kunnen zijn, was de enige van wie ik het kon hebben als ze me ermee plaagde. Ze noemde me altijd klaproosje. Sterker nog, ze schilderde ze zelfs voor me. Het was ons “ding”.

Blosje, zo noemden mijn collega’s me ook wel. Met mijn lichte huid en blonde haar was het natuurlijk ook niet te missen. Rode vlekken all over, de blik van Bambi voor een naderende auto als het gebeurde. Grapjes, grolletjes, goedbedoeld gelach. En ik maar blozen. Soms was het zo erg, dat de tranen me in de ogen sprongen. Hoe harder ik het probeerde tegen te houden, hoe voller de rode kleur. Waar kwam die blos toch vandaan? Onzekerheid? Ongetwijfeld. Ik vond de betreffende manspersoon dan zo interessant, maar wilde natuurlijk super casual en cool overkomen. Die missie slaagde zelden, alleen al vanwege de angst om te gaan blozen. Of wanneer ik weer een onhandige actie uithaalde. Ken je die opmerking over de roze olifant? Dat was blozen voor mij. Niet blozen, niet blozen, niet blozen. Poef! Zo rood als een zongerijpte tomaat. Of als een klaproosje.

We zijn twintig jaar verder. Heel af en toe voel ik de warmte nog vanuit mijn nek omhoog kruipen. Het verschil is dat het niet langer veroorzaakt wordt door manspersonen waar ik een oogje op heb. Dan zou ik toch iets uit te leggen hebben aan de roodharige hunk. Ik heb het nog weleens als ik denk dat ik iets onhandigs zeg of doe. Het verschil met vroeger is dat ik mijn schouders ophaal en ergens anders aan denk . Aan klaproosjes, die met hun rode kleur tenminste wel het allermooiste onkruid zijn dat je onderweg tegenkomt. Als je dan zit opgescheept met zo’n lastig kwaaltje, kun je het maar beter met iets moois vergelijken. ♥

Berichten met een * in de titel bevatten commerciële content.
Auteur

Bregje neemt geen blad voor de mond en schrijft regelmatig over taboes. Met de nodige humor weet ze haar lezers te inspireren, motiveren en te vermaken. Ze is getrouwd met Etienne en samen hebben ze een zoon, Laurens. Wil je Breg echt blij maken? Geef haar dan een zacht wit broodje met een ouderwetse draadjesvleeskroket!

2 Reacties

  1. Mooi stuk! Ik ben zelf geen ‘blozer’, maar volgens mij is dat ook gewoon een ‘voordeeltje’ van moeder natuur in mijn geval. Ik ga trouwens heel erg druk doen als ik iets spannend vind Ook niet altijd leuk voor jezelf en je omgeving;).

  2. Mooi vergelijk met zo’n klaproosje en weet je, we hebben allemaal iets. Ik krijg geen rode kleur maar mijn zinnen worden onsamenhangend; maakt soms ook een rara indruk. Al weet ik niet of die ander het in de gaten heeft:)

Laat een reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.